VERMALEDIJD. Vermaledijd, vermaledijd, Wie zijn steigrenden geest om ellendig profijt Aan de aarde wil binden! Om 't brood dat ze breekt Recht hondsch voor de wereld springend spreekt. Een rood merk! Als een ram op uw rug een rood merk! Verschachel den duivel hooggoddelijk werk, Hoogmenschelijke eer! Sleur, sleur ter markt Uw vaders fier hoofd en uw moeders goed hart! Schoonheid scheppend die bedelt om gunst, Maak allemansch uw bloedeigen kunst, En, gruwelijk! grijns als dat wijf op wacht Vóór de deur waar de schurft haar kind verkracht. Doch grimme dan ook tot een barnende straf Uw vuige ziel uit uw tronie af, Dat de lamme, hongerend op uw erf, Op uw spijzen spuwe en verachtend sterv'! 65 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.